23243 |
processie |
processie (<lat.):
’n prossessie (Q180p Mal)
|
Een bedevaart. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
plaum (Q180p Mal, ...
Q180p Mal)
|
pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] || pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
schap:
šōͅp (Q180p Mal)
|
voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)]
III-2-1
|
20911 |
pruim |
chick:
tabak! (zie ook ander chik-opgaven) onom. verwiseling of naamsoverdracht? JK
chick (Q180p Mal)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
18926 |
prutsen |
prutselen:
prutsele (Q180p Mal)
|
Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
smerig werk:
wo è smèrig werk (Q180p Mal),
vuil werk:
wo è vaul werk (Q180p Mal)
|
Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18693 |
pullover |
pullover:
pullover (Q180p Mal)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18610 |
pyjama |
pyjama {pijama}:
pyama (Q180p Mal)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
27904 |
raam |
venster:
vi ̞nstǝr (Q180p Mal
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33452 |
raampje in een poort |
hooikot:
hōi̯kūt (Q180p Mal)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|