21237 |
sneltrein |
expres (<fr.):
⁄ne expres (Q180p Mal)
|
Sneltrein. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
soldo.ət (Q180p Mal)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
de soldoten motten salevjèren (Q180p Mal),
soldo.ətə (Q180p Mal)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || soldaten [RND]
III-3-1
|
34576 |
spaak |
speken:
spē̜kǝ (Q180p Mal)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
26402 |
spaken |
armen:
ɛrǝm (Q180p Mal)
|
De staven die de verbinding vormen tussen de naaf en de velg van molenraderen. Zie ook afb. 73. [Vds 63; Jan 67; Coe 61; Grof 85; N D, 33]
II-3
|
25427 |
spanhout |
stuk hout:
støk hǫwt (Q180p Mal)
|
Het hout dat meer specifiek gebruikt wordt om het dichtklappen van het dier te voorkomen. Men steekt het hout achter de achillespezen van de achterste poten, vaak voorzien van inkepingen, waarin dan de pezen worden geschoven, zodat deze niet weg kunnen. Overeenkomst van betekenis met het begrip "slachthout" is duidelijk zodat voor nogal wat respondenten de begrippen "slachthout" en "spanhout" samenvallen. De informant van P 50 merkt op, dat er gaten in deze balk zitten waardoor een spie steekt. Aldus kan het spanstuk voor twee doeleinden gebruikt worden. Zie ook het lemma ''slachthout''. [N 28, 64; N 28, 65; N 28, 68]
II-1
|
26434 |
spanrol |
spanner:
spanǝr (Q180p Mal)
|
Spanner, in de vorm van een wieltje, die men met behulp van een aan een hefboom bevestigd koord vooruit kan zetten. Op deze wijze wordt een riem tussen twee poulies gespannen waardoor de bovenste van de twee poulies gaat draaien en het luikoord of de luiketting opgerold wordt. Zie ook afb. 76. [Jan 234; Coe 211; Grof 238]
II-3
|
20770 |
speculaas |
speculatie:
spekuloͅsə (Q180p Mal)
|
speculaas [N 29 (1967)]
III-2-3
|
25650 |
speculaasplank |
vorm:
vørm (Q180p Mal)
|
De houten koekvorm waarin het deeg voor speculaas wordt gedrukt. [N 29, 90; monogr;]
II-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
spa.jə (Q180p Mal)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|