e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stelling drijvoet: drajvut (Mal), ezel: iǝzǝl (Mal), pikkel: pekǝl (Mal) Doorgaans uit drie poten opgebouwde stellage waar de mortelbak tijdens het vullen op wordt geplaatst. De stelling wordt ook gebruikt bij het beladen van het steenbord. Zie ook afb. 23. Met de termen 'bok' of 'schraag' duidde men in Q 121 een houten schraag met uitstekende dwarsplanken aan. Op de planken werden op heuphoogte van de metselaar de mortel en de stenen gedeponeerd zodat deze zich niet te diep hoefde te bukken. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(mortel)-', '(spijs)-' etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 45c; monogr.; div.] II-9
stempel merk: mɛrk (Mal), stempel: stempel (Mal) Stempel of ander gereedschap waarmee de bakker een merk in het deegbrood drukt voordat het de oven of de rijskast ingaat. Het stempel kan de firmanaam, de broodsoort of het gewicht aangeven. Volgens de informant van L 270 bevatten de stempels op het roggebrood de initialen van de bakker in een cirkel of een ovale vorm. En volgens de informant van L 312 werden vroeger stempels met een ster gebruikt die duidden op brood van gemengde bloem en stempels zonder ster die ongemengd brood aangaven. Zie ook afb. 20. [N 29, 41; N 29, 42; monogr.] II-1
stenen pot, keulse pot kroeg: kroeg (Mal), kroegje: kruugske (Mal) een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stier duur: dȳr (Mal) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  stai̯fsəl (Mal) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijfselpap stijfsel: staifsel (Mal) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijve mortel te droog: tǝ drø̄x (Mal) Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9
stofblik schoffeltje: šøfəlkə (Mal) stofblik [ZND 21 (1936)] III-2-1
stofdoek stubdoek: steͅp˂duk (Mal) een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)] III-2-1
stoffen pantoffel slof: sloeffe (Mal) sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)] III-1-3