e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stok of twijg om een kind te straffen wis: znd 23, 60c;  wis (Mal) stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)] III-2-2
stola sjerp: sjerp (Mal) stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)] III-1-3
stookgat van de oven ovenmuil: [oven]mǫu̯l (Mal) De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b] I-6
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel bakhuis: [bakhuis] (Mal), stookhuis: stōi̯kǝs (Mal) De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.] I-6
stoppels stoppelen: stǫpǝlǝ(n) (Mal) De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.] I-4
straatgoot vliet: doffe e - lang  vljet (Mal) De straatgoot langs de weg [ZND 24 (1937)] III-3-1
strepen maken op het deegbrood insnijden: ensnajǝ (Mal), strepen trekken: strēpǝ trękǝ (Mal) Met een mes of iets dergelijks strepen trekken op het deegbrood. Zie afb. 21. [N 29, 43; monogr.] II-1
stronk van een struik struik: stroek (Mal) wortelklomp van een struik [N 27 (1965)] III-4-3
stronk, boomstronk kont: kont (Mal) Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.] I-8
stronk, stengel van koolplanten koolstomp: kølstompə (Mal) koolstengels die op het veld blijven staan [N Q (1966)] I-7