34144 |
uitwerpselen van koeien |
koestront:
kustrǫnt (Q180p Mal)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
30051 |
uitzetplanken |
limietplanken:
lǝmītplɛŋkǝ (Q180p Mal)
|
De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c]
II-9
|
25523 |
uitzeven van de zemelen |
zeven:
zījǝvǝ (Q180p Mal)
|
Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.]
II-1
|
34061 |
vaars |
vaars:
vi̯a.s (Q180p Mal)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
18658 |
valhoedje |
valhoedje:
valhutje (Q180p Mal)
|
hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20474 |
van hoge afkomst |
van hoge afkomst:
van hoog afkeumst (Q180p Mal)
|
van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
(scheuten) aftrekken:
ǭftrękǝ (Q180p Mal)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34088 |
vangplooi |
spiegel:
spīgǝl (Q180p Mal)
|
Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115]
I-11
|
34297 |
varken |
varken:
vɛrkǝ (Q180p Mal)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
vetten:
vetten (Q180p Mal)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|