e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

Gevonden: 1732
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bijl waarmee men het vlees in kleine stukjes hakt bijl: bajl (Mal), bęjl (Mal) Bedoeld zijn de kleine stukjes die in de worst worden verwerkt etc. De mes-opgaven binnen dit lemma duiden op een soort hakmes. [N 28, 115; N 28, 49] II-1
bijten bijten: 1a-m  baaiten (Mal), baite (Mal) bijten [ZND 21 (1936)] III-2-3
bikkel(s) beentje: beͅŋkəs (Mal), kootje: k"tjəs (Mal) De beentjes. [N R (1968)] III-3-2
bikkelen: bikkelspel kootjesspel: k"tjəsspēl (Mal) Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)] III-3-2
billen lijf: lai̯f (Mal) Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112] I-11
binnendeur tussen woonhuis en stal gangdeur: gáŋdø̜r (Mal) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen mutsje: moetske (Mal) mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)] III-1-3
binnenspeler inside (eng.): inside (Mal) Hoe noemt U in uw dialect de speler van een voetbalteam, die links of rechts van de midvoor acteert in een aanvalslijn bestaande uit vijf spelers? III-3-2
binnenzak binnenste maal: binneste maol (Mal) binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3
bit stang: staŋ (Mal) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10