33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛrt (Q180p Mal)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
24729 |
esdoorn |
es:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
es (Q180p Mal)
|
es, esdoorn [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
19142 |
fatsoenlijk |
deftig:
Das ne deftige man (Q180p Mal)
|
Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
22431 |
feest |
feest:
fees (Q180p Mal)
|
Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
21127 |
fiets |
velo:
eene vélo (Q180p Mal)
|
Fiets. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33688 |
fijn droog stof |
stub:
støp (Q180p Mal)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
25170 |
fijne hagel |
fijne hagel:
fainə hōͅgəl (Q180p Mal)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18121 |
fijt |
fijt:
fèt (Q180p Mal)
|
ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
23264 |
flambouw |
lamp:
eenvoudig weg
een lamp (Q180p Mal)
|
Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|