e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

Gevonden: 1732
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kiel kiel: kiel (Mal) kiel, blauwlinnen of katoenen jasje van werklieden en boeren [keel, toekiel, kletsjet, plankerten] [N 23 (1964)] III-1-3
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen schieten: sxitǝ (Mal) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kikker kwakvros: kwakfroͅs (Mal), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kwɛkfroͅs (Mal) kikvors [ZND 01 (1922)] || kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkerdril kwakvrosseneieren: kwakfroͅsəʔɛ.r (Mal) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)eieren, eitjes: kwakfroͅsəʔɛ.r (Mal) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkervisje koeleskop: kauleskop (Mal) kikkervisje [ZND 34 (1940)] III-4-2
kind (algemene benaming) kind: keent (Mal) kind (een - dopen) [ZND 23 (1937)] III-2-2
kinderkleren kinderkleren: kinnerkler (Mal) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] III-1-3
kinderschort met mouwen kindervoordoek: kindervərk (Mal) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3
kinketting kinkettel: kenkętǝl (Mal) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10