e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

Gevonden: 1732
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koe met gebogen, opgezette rug kruif: kruf (Mal) [N 3A, 145c] I-11
koe met hellend kruis hangkont: haŋkǫnt (Mal) [N 3A, 145a; monogr.] I-11
koe met korte poten diepe koe: dīpǝ ku (Mal) [N 3A, 142b] I-11
koe met lange poten hoge koe: hōgǝ ku (Mal) [N 3A, 142a] I-11
koe met slappe, doorgezakte rug zadelrug: zǫi̯ǝlrøx (Mal) [N 3A, 145b] I-11
koe met ver uitspringende hielen hakkenschijter: hakǝšītǝr (Mal) [N 3A, 144b] I-11
koeherder vatsji: vatši (Mal) Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
koeienmaag maag: mǭx (Mal) Bedoeld is hier de koeienmaag in haar geheel. [N 3A, 120; A 9, 11] I-11
koeienstand ligbed: lix˱bęt (Mal) Dat deel van de stal waar de koeien staan en dat gelegen is tussen de stalpalen en de mestgoot of het mestbed. De koeienstand in moderne stallen is iets hoger dan de mestgoot en mestgang er achter, waardoor voorkomen wordt dat de koeien in de mest en gier staan staan of liggen. Sommige woordtypen betreffen de vloer of het soort vloer waar de koeien op staan. De meervoudsvormen hebben doorgaans betrekking op de dubbele stal waar het telkens om twee koeienstanden gaat, die tegenover elkaar geplaatst zijn. Zie afbeelding 10. [N 5A, 40b; N 4, 79; A 10, 9a en 14; Gwn 4, 7; monogr.] I-6
koekenbreker presser: prɛsǝr (Mal) Werktuig waarmee men lijnkoeken en dergelijke tot brokjes maalt. [N 18, 135; N J, 7] I-11