18147 |
lam |
lammetje:
lɛmkǝ (Q180p Mal)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34586 |
lamoen |
kerstel:
krǝstɛl (Q180p Mal)
|
Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
18329 |
lang schortlint |
lint:
linter (Q180p Mal)
|
linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18286 |
lange broek |
lange broek:
lang broek (Q180p Mal, ...
Q180p Mal)
|
lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18599 |
lange onderbroek? |
caleon (fr.):
kalsonk (Q180p Mal)
|
onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18346 |
lap op een schoen |
huif:
hauf (Q180p Mal)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33384 |
latierboom |
box (e.):
boks (Q180p Mal)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
18356 |
lederen pantoffel |
slof:
sloeffe (Q180p Mal)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
26597 |
leeglopen |
leeglopen:
lę̄.xlǭ.pǝ (Q180p Mal)
|
Het over elkaar gaan van de molenstenen zonder graan. De stenen kunnen dan sneller gaan draaien waardoor het gevaar ontstaat dat de molen heet loopt. [N O, 34o; Vds 116; Jan 260; Coe 142; Grof 167; N O, 36e]
II-3
|
21503 |
lenen |
lenen:
lēnə (Q180p Mal)
|
leenen [ZND 14 (1926)]
III-3-1
|