e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mal

Overzicht

Gevonden: 1732
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mantelpak tailleur (fr.): Van Dale (FN): tailleur, 2. mantelpak.  tailleur (Mal) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
markt markt: meͅrt (Mal), jever: doffe e in eerste e  terjaas jever de mert (Mal) Dwars over de markt [ZND 23 (1937)] || markt [RND] III-3-1
marmer malmer: moilmere beelt (Mal) marmeren beeld [ZND 21 (1936)] III-4-4
marmeren beeld beeld: moilmere beelt (Mal) Een marmeren beeld. [ZND 21 (1936)] III-3-2
matrozenpakje marinire (fr.): [Van Dale (FN): marinière, 2. wijdvallende damesblouse]  marinair (Mal) matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] III-1-3
mayonaise mayonaise: màjjənéés (Mal) mayonaise [RND] III-2-3
meel boekweitmeel: bykǝtmę̄.l (Mal), korenmeel: kōrǝmę̄.l (Mal), meel: mę̄.l (Mal) Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b] II-3
meelbak meelbak: [meel]bak (Mal) De houten bak onderaan de meelpijp waaraan de te vullen meelzak wordt bevestigd. Zie ook afb. 83 en 84. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 24c; A 42A, 41; Sche 56; Vds 164; Jan 168; Coe 153; Grof 182; N D, 23; monogr.; A 42A, 40; N O, 24a; N D, 33] II-3
meelopslagplaats silo: silo (Mal) De ruimte of plaats waar het meel opgeslagen wordt. [N 29, 105b; N 29, 105e] II-1
meelpijp, meelgoot afloopbuis: aflǫp˱bǫws (Mal), meelbuis: [meel]bǫws (Mal) De pijp of goot onder de molenstenen waardoor het meel naar beneden komt. Zie ook afb. 83 en 84. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; Sche 55; Vds 159; Jan 167; Coe 152; Grof 176; monogr.] II-3