18544 |
pofbroek |
smokkelbroek:
sjmoekelbrook (Q192p Margraten)
|
plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18420 |
pofmouw |
pofmouw:
poefmoew (Q192p Margraten)
|
pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17657 |
pols |
pols:
pols (Q192p Margraten)
|
pols [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
moffel:
moefel (Q192p Margraten)
|
polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19957 |
poort |
poort:
pō.rt (Q192p Margraten),
pōrt (Q192p Margraten),
pǫu̯ǝrt (Q192p Margraten),
pǭǝrt (Q192p Margraten)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
plantaardappelen:
plānt[aardappelen] (Q192p Margraten)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
21203 |
postbode |
facteur (fr.):
fiktør (Q192p Margraten)
|
postbode [RND]
III-3-1
|
33171 |
poten |
planten:
plāntǝ (Q192p Margraten)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|
29421 |
pottenbakker |
pottenbakker:
pǫtǝbɛkǝr (Q192p Margraten)
|
Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.]
II-8
|
21006 |
prei |
poor:
pueͅ.r (Q192p Margraten),
spoor:
špooər (Q192p Margraten)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|