e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Margraten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlinder pepel: pe.pəl (Margraten), peepel (Margraten) vlinder [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlinderdasje nondejuke: nondedjuke (Margraten) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) vlo: vloë (Margraten), vlootje: vluuëkes (dim.mv.) (Margraten) vlo || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vlu: vluu (Margraten), vlun: vluuë (mv.) (Margraten), vlyə (mv.) (Margraten) vlo || vlo (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
vloertegel plavuis: pləvy(3)̄i̯s (Margraten) een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)] III-2-1
vlug vlot: flot (Margraten) vlug: (moet je nu al weg?) Ja, ik zal moeten voortmaken om op tijd thuis te zijn; zo - loop ik niet meer [DC 39 (1965)] III-1-4
voederbak voor de kippen trogje: trø̜̄xskǝ (Margraten), voerbak: vōrbak (Margraten) De vaak gootvormige bak in het kippenhok waar men het kippenvoer indoet. [A 48, 16d] I-6
voederbieten kroten: krōtǝ (Margraten), krōǝtǝ (Margraten), voerkroten: vōrkrōtǝ (Margraten) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5
voederen voeren: vōrǝ (Margraten) Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.] I-11
voederwikke haverwikke: hāvǝrwekǝ (Margraten), voederwikke: vōrwekǝ (Margraten), wikke(n): wekǝ (Margraten), wikǝ (Margraten) Vicia sativa L. subsp. sativa. Een tot 1 meter hoge klimmende plant met en vrij stevige stengel, veervormige blaadjes, rood- blauwpaarse lipvormige bloemen en boonachtige vruchtjes. De plant bloeit van mei tot juli en wordt vooral op zandgronden als voedergewas geteeld. Vergelijk ook het lemma Vogelwikke [N Q, 1a; N 11A, 29d; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N P, 23 en 24] I-5