24930 |
zwavelx |
solfer:
solfer (Q192p Margraten),
zwavel:
ps. boven de Å staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.
zwāvəl (Q192p Margraten)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
smik:
šmek (Q192p Margraten)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
sjwumme (Q192p Margraten),
zjwemə (Q192p Margraten)
|
zwemmen [RND] || Zwemmen. [DC 38 (1964)]
III-3-2
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
ploeghaamshout:
plōxhāmshōt (Q192p Margraten),
ploegshaam:
plōxshām (Q192p Margraten
[(incl de strengen)]
),
toghaam:
tǫ ̝xhām (Q192p Margraten
[(incl de strengen)]
),
toghaamshout:
tǫxhāmshōt (Q192p Margraten)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
21113 |
zwoord |
zwaard:
zjwaars (Q192p Margraten)
|
De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|