e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Margraten

Overzicht

Gevonden: 1565
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwavelx solfer: solfer (Margraten), zwavel: ps. boven de Å staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  zwāvəl (Margraten) zwavel [DC 02 (1932)] III-4-4
zweep smik: šmek (Margraten) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zwemmen zwemmen: sjwumme (Margraten), zjwemə (Margraten) zwemmen [RND] || Zwemmen. [DC 38 (1964)] III-3-2
zwenghout, spoorstok ploeghaamshout: plōxhāmshōt (Margraten), ploegshaam: plōxshām (Margraten  [(incl de strengen)]  ), toghaam: tǫ ̝xhām (Margraten  [(incl de strengen)]  ), toghaamshout: tǫxhāmshōt (Margraten) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zwoord zwaard: zjwaars (Margraten) De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] III-2-3