21169 |
brug |
brug:
brək (Q192p Margraten)
|
brug [RND]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
brōēt (Q192p Margraten)
|
bruid [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
man:
de -
man (Q192p Margraten)
|
bruidegom [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17634 |
buik |
buik:
boek (Q192p Margraten)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
bōēkpien (Q192p Margraten)
|
buikpijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
33392 |
buitendeurtje van het varkenshok |
varkensstaldeur:
vɛrǝkǝsštāldø̜̄r (Q192p Margraten)
|
Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f]
I-6
|
22875 |
buitenspel |
buitenspel:
boetesjpeil (Q192p Margraten)
|
Buitenspel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22878 |
buitenspeler |
links-/rechtsbuiten:
linksboete (Q192p Margraten),
rechsboete (Q192p Margraten)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
18523 |
buitenzak op een jas |
jassentas:
jassetésj (Q192p Margraten)
|
buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24459 |
bunzing |
vuur:
vør (Q192p Margraten)
|
bunzing [DC 07 (1939)]
III-4-2
|