e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Margraten

Overzicht

Gevonden: 1565
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brug brug: brək (Margraten) brug [RND] III-3-1
bruid bruid: brōēt (Margraten) bruid [DC 05 (1937)] III-2-2
bruidegom man: de -  man (Margraten) bruidegom [DC 05 (1937)] III-2-2
buik buik: boek (Margraten) buik (lijf) [DC 01 (1931)] III-1-1
buikpijn buikpijn: bōēkpien (Margraten) buikpijn [DC 27 (1955)] III-1-2
buitendeurtje van het varkenshok varkensstaldeur: vɛrǝkǝsštāldø̜̄r (Margraten) Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f] I-6
buitenspel buitenspel: boetesjpeil (Margraten) Buitenspel. [DC 49 (1974)] III-3-2
buitenspeler links-/rechtsbuiten: linksboete (Margraten), rechsboete (Margraten) Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
buitenzak op een jas jassentas: jassetésj (Margraten) buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)] III-1-3
bunzing vuur: vør (Margraten) bunzing [DC 07 (1939)] III-4-2