e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Margraten

Overzicht

Gevonden: 1565
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doelman keeper (eng.): kieper (Margraten) Doelverdediger. [DC 49 (1974)] III-3-2
doelpunt goal (eng.): gool (Margraten) Doelpunt. [DC 49 (1974)] III-3-2
doffer, mannelijke duif hoorn: hoore (Margraten), horen: hoore (Margraten) doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)] III-4-1
dogkar dogkar: doq˱kar (Margraten) Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.] I-13
dolle kervel ijzerbloem: īzǝrblǫmǝ (Margraten) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5
donderen donderen: dondere (Margraten), hommelen: hommele (Margraten), roebelen: roebele (Margraten) donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk donderkoppen: donderköp (Margraten) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: d⁄r donder (Margraten) donder [N 22 (1963)] III-4-4
dood (bn.) dood: doid (Margraten), dôêt (Margraten) dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
doodskleed doodskleed: doodskleed (Margraten) bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-2-2