e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Margraten

Overzicht

Gevonden: 1565
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koster koster: kəstər (Margraten) koster [RND] III-3-3
kotelet, ribstuk karbonade: kɛmənōͅətə (Margraten), kotelet: cortelèt (Margraten), kortelit (Margraten) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)] || karbonaden [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud, mistig en somber weer dampetig (weer): daampetig (Margraten) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs bijs: biejs (Margraten) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
kouter kouter: kōtǝr (Margraten), kouteren: kō.tǝrǝ (Margraten) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraaien, gezegd van de haan hanenschrei: hānǝšręi̯ (Margraten), hanenzang: hānǝnzaŋk (Margraten), kraaien: krii̯ǝ (Margraten) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
kraaltjes kraaltjes: krɛlkəs (Margraten) kraaltjes [RND] III-3-2
kraan van de metalen gierton kraan: krān (Margraten), kraanplaat: krānplā.t (Margraten), lip: lep (Margraten), sprei(d)blad: šprei̯blā.t (Margraten), spreider: špręi̯ǝr (Margraten), weerstand: wē ̞ǝrštant (Margraten) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
krekel krekel: krekel (Margraten) krekel [DC 07 (1939)] III-4-2
krentenbol krentenbol: krente bol (Margraten) Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)] III-2-3