e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Margraten

Overzicht

Gevonden: 1565

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bedriegen bedriegen: bedreege (Margraten) bedriegen: Als hij kans ziet zal hij proberen je te - [DC 35 (1963)] III-1-4
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis stallen: štɛl (Margraten) Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.] I-6
bedsprei bedsprei: be̝ͅtšprēͅi̯ (Margraten) bedsprei [RND] III-2-1
beginnen te zaaien aantreden: āntrē̜i̯ǝ (Margraten) Beginnen te stappen bij het zaaien met de hand. De zwaai die de zaaier maken kan is dan nog klein. I-4
beginvoor aan de zijkant trekvoor: tręk˲vōr (Margraten) Bedoeld wordt de eerste voor die men aan de zijkant van de akker ploegt, als men deze met een wentelploeg of een keerploeg gaat omwerken of als men hem gaat uiteenploegen met een enkele ploeg. In het laatste geval wordt er aan beide zijkanten een beginvoor geploegd. Deze beginvoor wordt opgeploegd uit de op of tegen de akkergrens gelegen eindvoor van het voorafgaande seizoen. De hieronder vermelde termen hebben meestal alleen in combinatie met een werkwoord voor ploegen de betekenis "beginvoor aan de zijkant". Men zie daarom ook het lemma De Eerste Voor Ploegen onder C. [N 11, 60; N 11A, 117b + 121c] I-1
beginvoor, -voren de voor: dǝ [voor] (Margraten) Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b] I-1
beitel, schaar, ganzevoetschaar aan een cultivatortand schaar: šār (Margraten) Het snijdend onderdeel aan het uiteinde van een cultivatortand. Vergelijk afb. 80. [N 11A, 151g; monogr.] I-2
bellen aan het haam schellenkrans: šɛlǝkrāns (Margraten) Aan het haam zijn wel eens bellen bevestigd, waarvan er soms meerdere een krans kunnen vormen. Kloters zijn grote, ronde, koperen of bronzen bellen. Rongeltjes bestaan uit een krans van zeven tot acht kleine belletjes in verschillende tonen. [JG 1d; N 13, 14; monogr.] I-10
bemesten mesten: mestǝ (Margraten), op de kop mesten: ǫp ˲dǝr kǫp mestǝ (Margraten  [een akker met stalmest bemesten als het gewas (haver) reeds gezaaid is maar nog niet uitkomt]  ), op de vrost mesten: ǫp ˲dǝr vrǫs mestǝ (Margraten  [het land bemesten in de winter]  ) De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.] I-1
benamingen van de eg naar de trekkracht eenspannige [eg]: ēnšpɛnǝgǝ [eg] (Margraten), tweespannige [eg]: twīǝšpɛnǝgǝ [eg] (Margraten) Voor het tweede deel van de onderstaande termen zie men het lemma ''eg''. [div.; monogr.] I-2