32721 |
niet of niet goed voren |
paren:
pārǝ (Q192p Margraten
[(de ene voor hoger opploegen dan de andere)]
),
stropen maken:
štrø̄ ̞pǝ mãkǝ (Q192p Margraten
[(vooral bij het keren - de ploeg werkt de voor niet volledig om maar laat een strookje daarvan "hard" liggen)]
)
|
Aan het begin van een nieuwe voor kan het gebeuren - vooral als men de ploegstaart niet stevig vasthoudt - dat de ploeg niet of moeilijk de grond in wil: het ploeglichaam trekt een streep over de harde voor of pakt deze slechts ten dele. Een ploeg voort niet goed, als hij - niet goed afgesteld zijnde - te veel of te weinig grond grijpt of de losgeploegde aarde te hoog opwerpt. Er ontstaan evenmin mooie voren, als er kweekgras, onverteerde mest e.d. in het om te ploegen land zitten en als er zich mest vastzet aan de ploegschei. [JG 1a; N 11A, 124c; monogr.]
I-1
|
18122 |
nijdnagel |
rel:
rel (Q192p Margraten)
|
Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
20401 |
noemen |
noemen:
neume (Q192p Margraten)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
20809 |
noot |
noot:
noot (Q192p Margraten),
nout (Q192p Margraten)
|
noot [DC 47 (1972)]
III-2-3
|
24947 |
oever |
kant:
kant (Q192p Margraten),
ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken.
kant (Q192p Margraten)
|
oever [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
momentje:
è mèntsche (Q192p Margraten)
|
ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
20701 |
oliebol |
nonnenvot:
nonnevot (Q192p Margraten)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33745 |
omheinen |
afbaliën:
āfbai̯ǝ (Q192p Margraten),
afpalen:
āfpø̜̄lǝ (Q192p Margraten),
tuinen:
tȳnǝ (Q192p Margraten)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
plag:
plak (Q192p Margraten)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25087 |
onbelangrijk |
weinig:
ps. niet omgespeld!
wiēēnig (Q192p Margraten)
|
weinig [DC 39 (1965)]
III-4-4
|