24220 |
ooievaar |
ooievaar:
ooievaar (Q192p Margraten)
|
ooievaar [DC 35 (1963)]
III-4-1
|
20356 |
oom |
nonk:
neen
nóngk (Q192p Margraten)
|
oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17757 |
oor |
oor:
oer (Q192p Margraten),
u.rə (Q192p Margraten)
|
oor [DC 01 (1931)] || oren [RND]
III-1-1
|
17615 |
oorlel |
oorlel:
oerlel (Q192p Margraten)
|
oorlel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24868 |
oot |
vlughaver:
-
vluughaver (Q192p Margraten)
|
oot [wilde haver] [DC 30 (1958)]
III-4-3
|
33293 |
oot, wilde haver |
vlughaver:
vlȳghāvǝr (Q192p Margraten)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
32725 |
op de voor |
op de akker:
ǫp .dǝr akǝr (Q192p Margraten),
op het land:
ǫp˱ ǝt la.nt (Q192p Margraten)
|
Het paard dat voor een voetploeg gespannen is gaat "op de voor": het loopt vlak langs de vorige ploeggeul, op de strook die nog niet is omgeploegd. Op de voor loopt ook het linker paard (van achteren gezien) als de ploeg door een tweespan getrokken wordt. Doorgaans zijn de termen voor dit begrip ook toepasselijk op het linker voorwiel van een karploeg. [JG 1a; N 11A, 141c; monogr.]
I-1
|
17913 |
opbergen |
opbergen:
opberrege (Q192p Margraten)
|
opbergen [DC 38 (1964)]
III-1-2
|
20717 |
opgewarmde koffie |
gussel:
gussel (Q192p Margraten)
|
Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25150 |
opklaren |
opklaren:
opkliere (Q192p Margraten)
|
opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|