e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
potlood potlood: potlōt (Martenslinde) Potlood: schrijftuig (Fr. crayon). [ZND 05 (1924)] III-3-1
pottenbakker pottenbakker: pǫtǝbɛkǝr (Martenslinde) Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.] II-8
praam praam: prǭm (Martenslinde) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
prei poor: pu̯or (Martenslinde, ... ) [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)] I-7
prent(je) beeld(je): ŋ so: biltšə (Martenslinde), prentje  biltšə (Martenslinde) Beeldje. [ZND 01 (1922)] || Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] III-3-2
priktol dop: dop (Martenslinde) Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)] III-3-2
proces-verbaal proces-verbaal: dəkraizəpərseͅsfərbōͅl (Martenslinde) Proces-verbaal. [ZND 05 (1924)] III-3-1
pronkveer op een hoed pluim: plum, plimkə (Martenslinde) Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)] III-1-3
proppenschieter floksbuis: flokksbous (Martenslinde), ən floksbaus (Martenslinde), flotstoet: flotstoet (Martenslinde) Een klakkebus (cilindervormig kinderspeeltuig van uitgehold vlierout, waarmede een prop wordt weggeschoten). [ZND 08 (1925)] || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] III-3-2
provisiekast, etenskast schap: šōͅp (Martenslinde), spinde: spën (Martenslinde) een schaprade, schapraai (etenskast) [ZND 06 (1924)] || spinde [ZND 07 (1924)] III-2-1