e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smidsgereedschap getuig: gǝtēx (Martenslinde) De algemene benaming voor al het gereedschap van de smid. [L 19A, 13; monogr.] II-11
snede van het blad van de zeis het scherp: ša.rǝp (Martenslinde), snid: snī.t (Martenslinde) De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.] I-3
snee brood snede brood: sni̯eə brōͅt (Martenslinde) een snede brood [ZND 06 (1924)] III-2-3
sneeuwen sneeuwen: ps. er staat ook hetzelfde woord, maar dan met een dikke punt op de ?; is niet duidelijk wat hiermee bedoeld wordt.  snai̯ə (Martenslinde, ... ) sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: ps. boven de ‰ staat nog een trema; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  snē (Martenslinde, ... ) sneeuw [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)] III-4-4
sneltrein bloktrein: ene bloktrein (Martenslinde), expres (<fr.): enen espres (Martenslinde) Sneltrein. [ZND 35 (1941)] III-3-1
snijtand snijtand: snaitān (?) (Martenslinde) snijtanden [ZND 07 (1924)] III-1-1
snijwonde snee: snoi̯ en də viŋər (Martenslinde) snede (insnijding) in de vinger [ZND 06 (1924)] III-1-2
snoepen snoepen: snupə (Martenslinde) snoepen [ZND 07 (1924)] III-2-3
snor moustache (fr.): məsteͅs (Martenslinde) Hij heeft nog geen snor (Fr. moustache). [ZND 07 (1924)] III-1-1