30317 |
vensterbank |
dorpel:
dęlpǝr (Q089p Martenslinde),
vensterplaat:
venstǝrplǭt (Q089p Martenslinde)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
blafǝtȳrǝ (Q089p Martenslinde)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
17914 |
verbergen |
verbergen:
verberge (Q089p Martenslinde),
vərbaergə (Q089p Martenslinde)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
lēt (Q089p Martenslinde)
|
leed [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
30735 |
verflaag |
laag verf:
lūǝf ˲vɛrǝf (Q089p Martenslinde)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
verfrommelen:
verfroemmələ (Q089p Martenslinde)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
19597 |
vergiet |
zijgbaar:
zaaibaor (Q089p Martenslinde)
|
vergiet, doorslag [ZND 45 (1946)]
III-2-1
|
21399 |
verkeren |
caresseren (<fr.):
Van Dale: caresseren (<Fr.), liefkozen, strelen, meest fig.
kersiere (Q089p Martenslinde),
vrijen:
vraiə (Q089p Martenslinde)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
caresseren:
kersiere (Q089p Martenslinde),
vrijen:
vraiə (Q089p Martenslinde)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18002 |
verkleumd |
verkild:
verkild (Q089p Martenslinde)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|