e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

Gevonden: 1904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekzeil bâche: bas (Martenslinde) Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b] I-10
dempig kortborstig: kǫrtbōrsex (Martenslinde) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
denken denken: igdëŋk, vədëŋkə (Martenslinde) ik denk, wij denken (of peinzen?) ik dacht het wel, wij dachten het ik heb het gedacht [ZND 08 (1925)] III-1-4
dennenappel dennenknop: verzamelfiches; ook ZND01, u 31  deͅnəknop (Martenslinde) dennenappel [ZND 01 (1922)] III-4-3
dennennaalden dennenspangen: deͅnəspaŋ (Martenslinde), dɛnəspaŋə (Martenslinde) dennenaald [ZND 01 (1922)] III-4-3
deugniet deugeniet: ook materiaal znd 23,4  diegənīt (Martenslinde, ... ), schurk: ook materiaal znd 23,4  schork (Martenslinde) deugniet [ZND 01 (1922)] III-1-4
deuk in een hoed bluts: en blets (Martenslinde) een deuk [ZND 33 (1940)] III-1-3
deur deur: d ̇īr (Martenslinde) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurwaarder huissier (fr.): hissíe (Martenslinde) deurwaarder [ZND 33 (1940)] III-3-1
dief dief: dief (Martenslinde), dīf (Martenslinde, ... ) dief [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-3-1