e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

Gevonden: 1904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doek -> [wld iii 2.2] witte doek: ene witten doek (Martenslinde), ənə witən duk (Martenslinde), witte lommel: ene witten lommel (Martenslinde) een witte doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doffer, mannelijke duif haan/hoorn: huon (Martenslinde), of hoorn? © in bijv. I.3 sub slijpbus// of in afl. pluimvee  huoͅn (Martenslinde), haan/horen: huon (Martenslinde) doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 01 (1922)], [ZND 18 (1935)] III-4-1
dokter dokter: doktoor (Martenslinde) Hij woont naast de dokter, naast Verbelen [ZND 44 (1946)] III-1-2
dompelen in het water steken: ent woitər stɛ:kə (Martenslinde), in t woter stèke (Martenslinde), in ⁄t wotter stèke (Martenslinde, ... ), ps. omgespeld volgens IPA.  eͅnt woͅi̯tər stēͅkə (Martenslinde, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderen donderen: donnere (Martenslinde, ... ), doͅnərə (Martenslinde, ... ), hommelen: hoemmele (Martenslinde, ... ), tonneren: tonərə (Martenslinde, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donderwolk donderschoer: donnerchoer (Martenslinde), donderwolk: donnerwolk (Martenslinde) donderwolk [ZND 33 (1940)] III-4-4
donderx donder: donner (Martenslinde, ... ), donər (Martenslinde, ... ), doͅnər (Martenslinde, ... ) donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker, duisterx donker: donkel (Martenslinde), dunkəl (Martenslinde) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] III-4-4
dons, nestveren dons: dons (Martenslinde) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1
dood (adj. schertsend bedoeld bij jezeken in de kost zijn: znd 23, 022b; cf. VD s.v. "jezus"(jesus) "(gew.) Jezu(s)ken, D(j)ezeken  bee jezeke in de kos zien (Martenslinde), heeft zijn lepel neergelegd: znd 23, 022b;  het zene lepel nieërgelaach (Martenslinde) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2