21153 |
dreef |
dreef:
drief (Q089p Martenslinde),
drieëf (Q089p Martenslinde),
drii̯eͅf (Q089p Martenslinde)
|
dreef [ZND 01 (1922)] || een lange dreef [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
33662 |
dries |
dries:
dris (Q089p Martenslinde)
|
In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.]
I-8
|
18866 |
driftig |
dik:
dik (Q089p Martenslinde),
giftig:
giftix (Q089p Martenslinde),
kwaad:
kood (Q089p Martenslinde),
kōt (Q089p Martenslinde, ...
Q089p Martenslinde)
|
driftig [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
22655 |
drijftol |
dop:
doͅp (Q089p Martenslinde),
kokkemerel:
[sic]
koekkəmərel (Q089p Martenslinde),
kokkerel:
koekərel (Q089p Martenslinde)
|
Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Drijftol. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
17862 |
dringen |
dringen:
dringe (Q089p Martenslinde)
|
niet dringen ! [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glōͅs (Q089p Martenslinde)
|
glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
20564 |
droesem |
dras:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
dras (Q089p Martenslinde),
zinksel:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
zenksel (Q089p Martenslinde)
|
droesem [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
20635 |
dronken |
zat:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
zōͅt (Q089p Martenslinde)
|
dronken [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
(de koe) stē. drē.x (Q089p Martenslinde)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25129 |
droogte |
droogte:
dreegte (Q089p Martenslinde)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|