id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20391 | echtgenote | vrouw: vró (Martenslinde) | vrouw (echtgenote) [ZND 11 (1925)] III-2-2 |
21313 | eed | eed: ēt (Martenslinde) | eed [ZND 01 (1922)] III-3-1 |
24436 | eekhoorn | eekhoorn: ook ZND 02, 008 eekhuoͅn (Martenslinde), eekhoorntje: ook ZND 02, 008 ēkieͅnkə (Martenslinde) | eekhoorn [ZND 01 (1922)] III-4-2 |
18116 | eelt, eeltknobbel | eelt: iolt in z`n haan (Martenslinde) | Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)] III-1-2 |
20505 | een borrel drinken | een drupje drinken: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m ən drepkə dreŋkə (Martenslinde), een leegdrinken: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m en tiëg drinke (Martenslinde), een slok drinken: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m ene sloek drinke (Martenslinde) | druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] III-2-3 |
34532 | een ei | ei: ē (Martenslinde), ē. (Martenslinde), ē̜ (Martenslinde), eitje: ē.kǝ (Martenslinde) | [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12 |
19855 | een huis huren | huren: hīrə (Martenslinde) | huren [ZND 01 (1922)] III-2-1 |
22780 | een kring op de grond trekken | een ring op de grond trekken: ’ne rank op de grond trekke (Martenslinde) | Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2 |
17843 | een nachtmerrie hebben | van de maar bereden zijn: ig bën van də mōͅr bərieə (Martenslinde) | Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)] III-1-2 |
18273 | een paar schoenen | een paar schoenen: ə poͅr šūn (Martenslinde) | een paar schoenen [ZND 06 (1924)] III-1-3 |