e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

Gevonden: 1904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hazelaar hazenotenstruik: haozenietəstro:k (Martenslinde), hoazənietəstrōk (Martenslinde) hazelstruik [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)] III-4-3
hazelnoot hazenoot: haozeniet (Martenslinde), haozenieət (Martenslinde), hōzəniət (Martenslinde) hazelnoot [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)] III-4-3
hecht van een mes hecht: heͅx (Martenslinde), heͅX (Martenslinde) hecht van een mes [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)] III-2-1
heerbroer heerbroer: hērbrūr (Martenslinde) heerbroer [ZND 11 (1925)] III-2-2
heerneef heerneef: hērnɛ̄f (Martenslinde) heerneef [ZND 11 (1925)] III-2-2
heeroom heernonk: hērnunk (Martenslinde) heeroom [ZND 11 (1925)] III-2-2
hees, schor hees: he:s (Martenslinde), hēs (Martenslinde), hèès (Martenslinde) hees [ZND 01 (1922)] || hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] III-1-2
heet, hitsig lopetig: lē.pətex (Martenslinde) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
heilig heilig: helich (Martenslinde) Heilig. [ZND 01 (1922)] III-3-3
heilige, zalige heilige: helich (Martenslinde), ənen hëləge (Martenslinde) Heilige. [ZND 35 (1941)] III-3-3