e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Martenslinde

Overzicht

Gevonden: 1904
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inkuilen kuilen: kǫulǝ (Martenslinde) De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19] I-5
inleggen (in een voor) inleggen: enlęgǝ (Martenslinde) Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
inspannen (het paard) in de kar zetten: en dǝ kār zętǝ (Martenslinde), inspannen: e.nspanǝ (Martenslinde) Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10
inzouten zouten: zātə (Martenslinde) zouten [ZND 08 (1925)] III-2-3
jak kazavek: kešəvek (Martenslinde) jak [ZND 01 (1922)] III-1-3
jaloers jaloers: ook materiaal znd 27, 44  žəlūs (Martenslinde) jaloers [ZND 01 (1922)] III-1-4
jas: algemeen jas: haai es voader zenne jas en moeder huer geld; voader zen koe en voader zennen hond (Martenslinde), pit: pit (Martenslinde, ... ), pit, 2 pitə (Martenslinde) jas [ZND 01 (1922)], [ZND 06 (1924)], [ZND 08 (1925)] || Jas. Hier is vader zn jas en moeder haar geld... [ZND 44 (1946)] III-1-3
jenever grijze koude: graizə kāə (Martenslinde), jenever: met streepj eop de e  žənëvər (Martenslinde), piek: verouderd  pik (Martenslinde) jenever [ZND 01u (1924)] III-2-3
jeneverbes jeneverbes: jeneverbes (Martenslinde) jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)] III-4-3
jeugd, jongelieden jonge mensen: jöng minse (Martenslinde), jongelui: jönglai (Martenslinde), jongvolk: jönkvolk (Martenslinde) jongelieden; grote (opgeschoten) jongens en meisjes [ZND 11 (1925)] III-2-2