25982 |
molenberg |
berg:
bɛrǝx (L292a Maxet),
molenberg:
[molen]bɛrx (L292a Maxet)
|
De heuvel waarop de windmolen staat. Zie ook afb. 7 en 8. Het woorddeel ømolenŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 39a; Sche 24; monogr.]
II-3
|
25984 |
moleneind |
molenstraat:
mø̜̄lǝstrǭt (L292a Maxet)
|
Deel van het dorp waar de molen staat. Het woordtype gieleberg (K 357, P 51) is waarschijnlijk een toponiem. [N O, 39d]
II-3
|
25983 |
molenerf |
molenerf:
mø̜̄lǝnęrf (L292a Maxet)
|
Het erf rond de molen, eventueel ook de ruimte eromheen. Het woordtype giele-erf (P 51) is waarschijnlijk een toponiem. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 39b]
II-3
|
26020 |
molenkap |
kap:
kap (L292a Maxet)
|
De algemene benaming voor het dak van een windmolen. Zie ook afb. 19. Het betreft daar de kap van een bovenkruier. [N O, 27d; N O, 49d; Sche 21; monogr.]
II-3
|
26665 |
molenkar |
molenkar:
[molen]kɛr (L292a Maxet)
|
De kar waarmee men zakken graan en meel respectievelijk ophaalt en thuisbrengt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 38r; Vds 267; Jan 259; Coe 237; Grof 265]
II-3
|
25931 |
molennagels |
smeednagelen:
smējnę̄gǝl (L292a Maxet)
|
Speciaal in molens gebruikte nagels of spijkers. Zie ook het lemma ɛheknagelsɛ.' [N O, 35h]
II-3
|
26664 |
molenpaard |
molenpaard:
[molen]pę̄rt (L292a Maxet)
|
Het paard voor de molenkar. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 38s; Grof 266; monogr.]
II-3
|
25985 |
molenweg |
molenweg:
[molen]wę̄x (L292a Maxet),
[molen]wɛx (L292a Maxet)
|
De weg die naar de molen leidt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 39e]
II-3
|
33922 |
mooi pratend het paard op de nek kloppen |
prijzen:
prizǝ (L292a Maxet)
|
[N 8, 103e]
I-9
|
18264 |
mouw |
hazesprong:
hāzǝsprøŋ (L292a Maxet)
|
Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.]
I-9
|