e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leverworst leverworst: lèverwoasj (Mechelen) leverworst [N 06 (1960)] III-2-3
libel en waterjuffer juffertje: jufferke (Mechelen), schaar: sjiër (Mechelen, ... ) libel, alg. [DC 27 (1955)] || libel, grote soort, ong. 7 cm, bruinachtig [DC 27 (1955)] || libel, kleine soort, ong. 5 cm, met blauwe en zwarte banden [DC 27 (1955)] III-4-2
lichaam lijf: lief (Mechelen), līēf (Mechelen), prij: príj (Mechelen) buik (lijf) [DC 01 (1931)] || lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
lichaamskracht macht: mach (Mechelen, ... ), macht (Mechelen, ... ), sterkte: sterkde (Mechelen, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4
lichaamsvocht knokenwater: knokewater (Mechelen), leewater: leejwater (Mechelen), leewaater (Mechelen) leewater [SGV (1914)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)] III-1-2
lichtbonte koe lichte bonte: lītǝ bōntǝ (Mechelen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b] I-11
lichtboom van de handmolen hefboom: hęf˱bōm (Mechelen) Het onder de pasbrug geplaatste balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waarmee de pasbrug op en neer kan worden bewogen. [N D, 22] II-3
lichte klei zavel: zāvǝl (Mechelen), zavelgrond: zāvǝlgrōnt (Mechelen) Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41] I-8
lichte nevel damp: damp (Mechelen), fijne nevel: finge néfel (Mechelen) lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)] III-4-4
lichte overjas gabardine (fr.): gabberdieng (Mechelen), seizoensjas: sezoensjas (Mechelen) herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)] III-1-3