e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muilpeer muilpeer: mōēlpär (Mechelen) muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] III-1-2
muiltje sletsje: sjlutsje (Mechelen), slob: sjloebe (Mechelen) Muiltje. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men die zonder achterkant? [DC 44 (1969)] || muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
muis muis: mōēs (Mechelen, ... ) muis [DC 35 (1963)], [SGV (1914)] III-4-2
muis (mv.) muis (mv.): muus (Mechelen) muizen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
muis van de hand muis: moes (Mechelen), mōēs (Mechelen, ... ) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: moeze (Mechelen) muizen (ww) [SGV (1914)] III-2-1
mul (zand) mul: mul (Mechelen) mul [SGV (1914)] III-4-4
mulle grond molle grond: mǫlǝ grōnt (Mechelen), mul: mø̜l (Mechelen) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muntgeld gereppels: gereppels (Mechelen), wisselgeld: wesselgeld (Mechelen) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1
muntige koe lege koe: lęi̯x [koe] (Mechelen), manse koe: mǭs [koe] (Mechelen) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11