e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ontginnen omploegen: ømplūgǝ (Mechelen), uitrotten: ūtrǫtǝ (Mechelen) Het in cultuur brengen van woeste grond. [N 27, 5; N 11a, 112; monogr.] I-8
ontsmettingsmiddel kelksel: kɛlksǝl (Mechelen) Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b] I-4
onvast ter been (zijn) hoddelen (ww.): hoddele (Mechelen), zwak op de benen: sjwaak op de bèjn (Mechelen) lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)] III-1-2
onvruchtbare geit steenbok: štēbok (Mechelen), štęi̯nbok (Mechelen) De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.] I-12
onvruchtbare grond slecht land: slęǝt lant (Mechelen), vuile band: vūlǝ benǝt (Mechelen), zandgrond: zantgront (Mechelen), zure grond: zūrǝ grōnt (Mechelen), zure kraam: zūrǝ krǭm (Mechelen) Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.] I-8
onvruchtbare koe manse koe: mōs kō (Mechelen), steebok: štęi̯bok (Mechelen) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onweersbui donderschuil: donder sjōēl (Mechelen), dôndersjoel (Mechelen), dôndersjŏĕl (Mechelen), schoer: schōēr (Mechelen) donderbui [SGV (1914)] || onweersbui [SGV (1914)] || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)] III-4-4
onweerx donderweer: donder waer (Mechelen), donderwéér (Mechelen, ... ), hommelenweer: hoemelewéér (Mechelen) onweer [N 22 (1963)] || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)] III-4-4
ooftvlaai ooftenvla: euftvla (Mechelen), ooftenvladem: Syst. WBD  öfvlaam (Mechelen), zwarte vla: zjwarte vla (Mechelen), zwarte vladem: schwatte vlaam (Mechelen) Vla met moes van gedroogde appelen (euftevlaoj, zwarte vla?) [N 16 (1962)] III-2-3
oog oog: aow (Mechelen), ów (Mechelen, ... ), ôw (Mechelen) oog [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1