e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rode kool rood moes: roed moos (Mechelen), roeëd moos (Mechelen), rōēt moos (Mechelen), röëht moos (Mechelen) Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)], [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
roep- en lokwoord voor de eend piele, wiele: pilǝ, wilǝ (Mechelen) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de kip juup, juup, juup: jyp, jyp, jyp (Mechelen) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de koe dè kom dè dè: dę kōm dę dę (Mechelen), kom dè dè dè: kǫm de de de (Mechelen) Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r] I-11
roep- en lokwoord voor een big kuus, kuus, kuus: kȳš, kȳš, kȳš (Mechelen), køš, køš, køš (Mechelen) Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kalf kom hier moetsje: kōm hījǝ mutškǝ (Mechelen), moetsje kom dè dè dè: mutškǝ kǫm dē̜ dē̜ dē̜ (Mechelen) Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r] I-11
roep- en lokwoord voor het kuiken ties, ties, ties: tis, tis, tis (Mechelen), tietetje, tietetje: titǝkǝ, titǝkǝ (Mechelen), tjiep, tjiep, tjiep: tjip, tjip, tjip (Mechelen) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus, kuus: kyš, kyš, kyš (Mechelen), køš, køš, køš (Mechelen) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lem, lem, lem: lɛm, lɛm, lɛm (Mechelen) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap lem, lem, lem: lɛm, lɛm, lɛm (Mechelen) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12