e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrikkeljaar schrikkeljaar: sjrikkeljoar (Mechelen) schrikkeljaar [SGV (1914)] III-3-2
schrikken schrikken: sjrikke (Mechelen) schrikken (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
schrobbezem schrobber: schrübber (Mechelen), sjrŭŭber (Mechelen) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] III-2-1
schrobzaag, sleutelgatzaag lokzeeg: lǭǝk˲zē̜x (Mechelen), strotzeeg: štrǫt˲zē̜x (Mechelen) Handzaag met een smal, spits toelopend blad, die wordt gebruikt om midden in hout en langs gebogen lijnen te zagen. Soms wordt er voor het zagen van sleutelgaten een andere zaag van een vergelijkbaar type gebruikt, kleiner en met een ander handvat. Die wordt ook wel met de term ɛsleutelgatzaagɛ aangeduid. Zie ook afb. 13.' [N 53, 4-5; N G, 23c; monogr.; N 33, 330] II-12
schroefdraad draad: drǭt (Mechelen) De spiraalvormige verhevenheid aan een houtschroef. Zie ook het lemma ɛschroefdraadɛ in wld II.11, pag. 69.' [N 54, 37g; N 54, 37a; monogr.] II-12
schroevendraaier schroevendraaier: šruvǝdriǝnǝr (Mechelen) Werktuig om schroeven vast en los te draaien. Zie ook afb. 90. [N 53, 134; monogr.] II-12
schuchter bleu: bluj (Mechelen) bloode [SGV (1914)] III-1-4
schudden met de riek schuddelen: šø̜dǝlǝ (Mechelen), schudden: šø.dǝ (Mechelen) Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
schuier klederborstel: kleirbeursjtel (Mechelen), kleëjerböschtel (Mechelen) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schuif in het kaar schuif: šyf (Mechelen) Schuifje in het kaar waarmee de graantoevoer naar de stenen geregeld kan worden. [Coe 139; N O, 19p] II-3