e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schulpen scherpen: šerpǝ (Mechelen) In het algemeen hout, en meer in het bijzonder een boom in de lengterichting doorzagen. Bij het kwartierzagen of kwartieren wordt de boomstam eerst in de lengte in vier stukken gezaagd. Vervolgens wordt dit kwart van de boomstam haaks op de jaarringen verder in delen gezaagd. Hout dat zo was gezaagd was, werd in (Q 71) kwartierhout (kǝtīrhōt) genoemd. Voordeel van kwartiergezaagd hout is dat dit vrijwel niet krom kan trekken. Het wordt dan ook bij voorkeur gebruikt bij het maken van meubels. Zie ook afb. 10. Voordat een boomstam door middel van een kraanzaag in delen wordt gezaagd, worden eerst met behulp van een smetlijn de zaaglijnen afgetekend. Zie ook de lemmata ɛsmettenɛ, ɛsmetlijnɛ en ɛsmetterɛ in de paragraaf over het meetgereedschap van de timmerman (pag. ).' [N 50, 43a; N 50, 52a; N 53, 21c; N 53, 22; monogr.] II-12
schulpzaag scherpzeeg: šerǝp˲zē̜x (Mechelen), schrijnerszeeg: šrīnǝrs˲zē̜x (Mechelen), schulpzeeg: šølp˲zē̜x (Mechelen) Grote spanzaag, 0.80 tot 1.20 m lang, waarmee hout in de lengterichting van de houtvezels doorgezaagd kan worden. Het doorgaans draaibare blad van de zaag wordt in tegenstelling tot de spanzaag met behulp van een knop en een handvat vastgezet. De schulpzaag wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. Bij de wagenmaker bijvoorbeeld dient ze om velgen, berries en andere zware karonderdelen te zagen. Zie ook het lemma ɛschulpenɛ (pag. ).' [N 53, 7; N 53, 8g-h; N G, 22a; N I, 1; monogr.] II-12
schuren schuren: šūrǝ (Mechelen) Het oppervlak van bijvoorbeeld hout met behulp van schuurpapier glad maken. [N 53, 155a; monogr.] II-12
schurft schurft: sxørf (Mechelen), šø̜rǝf (Mechelen) Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.] I-11
schurftmijt mijt: WLD  mīēt (Mechelen), schurftmijt: schurfmiete (Mechelen) mijt die schurft veroorzaakt door gangetjes te graven in de huid van mens en dier [N 26 (1964)] III-4-2
schurk, smeerlap schoft: sjŏĕf (Mechelen) schavuit [SGV (1914)] III-1-4
schutkap leundop: lø̜ndǫp (Mechelen) Metalen kap die het uiteinde van de modernere, gietijzeren fabrieksas beschermt tegen stof en vuil. De schutkap wordt meestal in het voorste deel van de naafbus vastgeschroefd en draait dan mee met het wiel. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus Collings patentbus. De schutkap kan met behulp van een speciale sleutel worden verwijderd. Zie ook het lemma ɛwielsleutel, chapeausleutelɛ. Er bestaan ook uitvoeringen van de naafbus waarbij een dopvormige moer op de van schroefdraad voorziene as wordt vastgedraaid en met behulp van een luns wordt geborgd. Bij Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) wordt dit type naafbus halfpatentbus genoemd. De opgaven van de respondenten uit L 268 en L 320c (chapeau) zijn benamingen voor deze moer. In Meerlo-Wanssum e.o. (L 214, 214a, 215, 217, 245b, 246a) heeft het woord luns (vgl. het vorige lemma) een betekenisverschuiving ondergaan: men gebruikt het daar specifiek voor de "dop van de as van het karwiel" (v.d. Voort, pag. 188).' [N G, 50d; N 17, 64; monogr.] II-11
schutter schutter: sjutter (Mechelen) schutter [SGV (1914)] III-3-2
schutters schutters: [sic]  sjuttere (Mechelen) schutters (mv.) [SGV (1914)] III-3-2
schutting naast de koeienstand beschot: bǝšǫt (Mechelen) Om de koeienstand af te scheiden van de gang ernaast is er een schutting, een lage muur of een paal of plank aangebracht. De benamingen kunnen vaak ook van toepassing zijn op de scheiding tussen twee paarden in de paardestal. [N 5A, 38d] I-6