e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
treuzelen treuzelen: trüjzele (Mechelen) treuzelen [SGV (1914)] III-1-4
troebel, vuil (water) schrouw: sjroa (Mechelen) troebel [SGV (1914)] III-4-4
troef troef: troef (Mechelen) troef [SGV (1914)] III-3-2
troep troep: troepe (Mechelen) troepen (mv.) [SGV (1914)] III-3-1
troep biggen in het algemeen tocht: tōx (Mechelen), toom: tōm (Mechelen) In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.] I-12
troep kippen kudde: køt (Mechelen), troep: trup (Mechelen) Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.] I-12
troeven (mv.) troeven (mv.): trŏĕve (Mechelen) troeven (mv.) [SGV (1914)] III-3-2
trommelzucht opgelopen (volt. deelw.): opgǝlōpǝ (Mechelen), opgǝlǫu̯pǝ (Mechelen) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11
troosten; troost troosten: ps. boven de ü staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  trüste (Mechelen) troosten [SGV (1914)] III-1-4
trossen kwasten: kwastǝ (Mechelen) Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10