e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

Gevonden: 4069
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droogstaan droogstaan: (de koe) štēt drøx (Mechelen), drȳxstōwǝ (Mechelen) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
druilerig en koud weer monketig (weer): monketig wéér (Mechelen), moojnketig (Mechelen), nat (weer): inne natte zoamer (Mechelen, ... ), nat (Mechelen), ps. of gewoon letterlijk overnemen: nat; boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken.  nat (Mechelen) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen druppen: drŭpʔe (Mechelen), hèj drŭpde van der rên (Mechelen, ... ), hèj drŭpt van der rên (Mechelen, ... ) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros wijndruiventros: wìendroevetros (Mechelen) druiventros [SGV (1914)] I-7
druk heen en weer lopen retireren (<fr.): reterrere (Mechelen) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
drukblok handgreep: hānt˲grēp (Mechelen  [(met knop)]  ) Het blokvormige onderdeel van de bandschuurmachine dat de schuurband tegen het te schuren werkstuk drukt. Zie ook afb. 62. [N 53, 149b] II-12
druppel drup: dröp (Mechelen), ⁄n dröp (Mechelen) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] III-4-4
dubbel gezwad dobbel gemad: dǫbǝl [gemad] (Mechelen) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbel kruishout dobbel kruishout: dobǝl krytshōt(s) (Mechelen), kruishout: krytshōt (Mechelen) Een kruishout met twee, onderling verstelbare kruishoutbenen die elk voorzien zijn van een kraspennetje. Het dubbel kruishout wordt gebruikt om snel evenwijdige lijnen op het hout te kunnen trekken. Zie ook afb. 102. [N 53, 191f; N G, 17b] II-12
dubbele toegangspoort van een gesloten erf grote poort: grūtǝ [poort] (Mechelen), poort: [poort] (Mechelen) De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.] I-6