e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

Gevonden: 4069
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
durven dorren: durre (Mechelen), ps. omgespeld volgens Frings.  dø͂ͅ-re (Mechelen) durven [SGV (1914)] || durven (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
duur duur: duur (Mechelen) duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] III-3-1
duwen duwen: dŭje (Mechelen) duwen [SGV (1914)] III-1-2
duwer van de aanaardhandploeg handhaaf: hantǝf (Mechelen) Zie de toelichting bij het lemma Aanaardhandploeg. [N 18, 46c] I-5
dwarsbalk van de hooihark balk: balǝk (Mechelen), warsbalk: wē̜ǝšbalǝk (Mechelen) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsbalkjes, egscheien querhouter: kwē̜rhǫu̯tǝr (Mechelen) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
dwarsdoorsnede plattegrond: platǝgrōnt (Mechelen) Een getekende, dwarse doorsnede van een werkstuk, bijvoorbeeld van een meubel. [N 53, 205d] II-12
dwarsdrijven warsdrijven: ps. deels omgespeld volgens Frings.  wɛ̄sj}drieve (Mechelen) dwarsdrijven [SGV (1914)] III-1-4
dwarsdrijver warsdrijver: ps. deels omgespeld volgens Frings.  wɛ̄sj}driever (Mechelen) dwarsdrijver [SGV (1914)] III-1-4
echtgenoot man: man (Mechelen) [haar ~ en haar kinderen] [SGV (1914)] III-2-2