31344 |
aftekenmal |
mal:
mal (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen)
|
Kartonnen of houten voorbeeld waarnaar iets, bijvoorbeeld een profiel, gemaakt wordt. De aftekenmal kan dus dienen als geleider bij het afschrijven en/of controleren van het profiel van een werkstuk. [N 53, 196a] || Model in hout of karton van een onderdeel van kar of wagen. De wagenmaker heeft meestal mallen van berries, rongen, asblokken en bakonderdelen in zijn bezit voor elk kar- en wagentype dat hij maakt. Ook voor de segmenten van de velgen zijn meestal mallen voorhanden (Theuwissen, pag. 288-290). [N G, 19]
II-12
|
33313 |
aftrekken (met de hand) |
kruiden:
krūǝ (Q204a Mechelen)
|
Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c]
I-5
|
33031 |
aftrekken, uitwinnen |
afrollen:
āfrǫlǝ (Q204a Mechelen),
uitdraaien:
ut˱drīǝnǝ (Q204a Mechelen),
uitrollen:
utrǫlǝ (Q204a Mechelen)
|
Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i]
I-4
|
21383 |
aftroggelen |
affoetelen:
aaffoetele (Q204a Mechelen)
|
troggelen (af~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
schotelenkomp:
schottelekomp (Q204a Mechelen),
spoelbak:
schpeulbak (Q204a Mechelen),
spoelkomp:
sjpeulkoomp (Q204a Mechelen),
speu.lkôômp (Q204a Mechelen)
|
afwasbak [N 07 (1961)] || bak waarin men afwast [N 20 (zj)]
III-2-1
|
31895 |
afzuiginstallatie |
afzuigkap:
āf˲zūxkap (Q204a Mechelen)
|
Apparaat waarmee het stof wordt afgevoerd, dat bij het gebruik van de bandschuurmachine vrijkomt. In Bilzen (Q 83) werd het stof in een zak opgevangen. [N 53, 149e]
II-12
|
33645 |
akker |
land:
lant (Q204a Mechelen),
stuk land:
stø̜k lānt (Q204a Mechelen),
veld:
vɛlt (Q204a Mechelen)
|
Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.]
I-8
|
33655 |
akkergrens, grensvoor |
reenvoor:
rēn[voor] (Q204a Mechelen),
rē̜n[voor] (Q204a Mechelen)
|
De grens tussen twee afzonderlijke akkers in de vorm van een diepe voor die met de ploeg getrokken wordt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen øvoorŋ resp. øvoordŋ het lemma ɛploegvoorɛ (wld I.1, blz. 105-106).' [N 11, 56; N 11A, 120; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; L B2, 268; L 24, 27; L 41, 24; monogr.]
I-8
|
32837 |
akkersleep, weidesleep |
doornen:
dø̄ ̞ǝn (Q204a Mechelen),
doornensleep:
dø̜̄nǝ[sleep] (Q204a Mechelen),
houten sleep:
hōtǝ [sleep] (Q204a Mechelen),
karring:
kārreŋk (Q204a Mechelen),
sleep:
šlēp (Q204a Mechelen),
šlē̜ǝp (Q204a Mechelen),
watsensleep:
watšǝšlēp (Q204a Mechelen)
|
Het toestel of werktuig waarmee men de akker en/of de weide sleept. Behalve de sleeptypen die door de afb. 89 t/m 95 worden voorgesteld, werd ook de omgekeerde eg als sleep gebruikt. Zo nodig verzwaarde men die met graszoden, een zak aarde of iets dergelijks. Vaak werd de sleepeg voorzien van berkenrijs, doorn- of braamtakken of prikkeldraad. Men kon deze tussen de egbalken door vlechten, onder de eg vastbinden of achter aan de eg bevestigen. Zulk een sleep gebruikte men vooral om pas gezaaid spurrie-, klaver-en graszaad slepend in de grond te brengen. Soms werd er ook een tarwe- of een aardappelveld mee bewerkt. De omgekeerde eg kon - al dan niet voorzien van rijshout e.d. - ook als weidesleep dienen, voor het slechten van molshopen, het fijner uitsmeren van verspreide mest en ter bestrijding van mosvorming. Men sleepte de akker of de weide soms ook wel met een grote bos berken- of andere takken, die men van voren bijeenbond of - gespreid - tussen twee balken klemde. Voor het ''sleep''-gedeelte van varianten verderop in het lemma zie men het simplex sleep aan het begin. In het lemma ''eg'' vindt men de waarde van het woord(deel ''eg'' resp. ''eg'' verklaard. [JG 1a+ 1b+ 1c+ 1d; N 11, 85; N 11A, 179 + 181b + c; N 14, 81; N 18, 22; N 27, 1a add.; N J, 10; N P, 17 + 18; N Q, 17; A 13, 16b; A 40, 10a + b; div.; monogr.]
I-2
|
22335 |
alles kwijt |
poel:
Opm. kwijt = kwiet.
pōēl (Q204a Mechelen),
schoep:
Opm. kwijt = kwiet.
sjŏĕp (Q204a Mechelen)
|
kwijt ["alles ~ "bij t knikkeren] [SGV (1914)]
III-3-2
|