21326 |
goedkoop |
goedkoop:
gookoop (Q204a Mechelen)
|
goedkoop [SGV (1914)]
III-3-1
|
18954 |
goedzak |
goede sok:
goo zuk (Q204a Mechelen)
|
goedzak [SGV (1914)]
III-1-4
|
17903 |
gooien |
bruien:
bruuje (Q204a Mechelen),
(kortbij gooien).
brūūje (Q204a Mechelen),
WLD
bruuje (Q204a Mechelen),
guizen:
(verder af, krachtiger gooien).
goesje (Q204a Mechelen),
werpen:
werpe (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen,
Q204a Mechelen),
werpen (Q204a Mechelen)
|
gooien [goesje] [N 38 (1971)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] || werpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
30211 |
gording |
wormel:
wermǝl (Q204a Mechelen
[(meervoud: wermǝlǝ)]
)
|
Zie kaart. Dwarsbalk die met behulp van klossen boven op het spantbeen wordt aangebracht. De gording draagt met haar uiteinden ongeveer 10 cm in de topgevels. Op de gordingen worden in dwarsrichting de kepers bevestigd. Vgl. afb. 49h. Zie voor het woordtype 'worm' ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291 s.v. 'worm', 'den': ø̄Slach van kepers. Ook in Limb. gebruikt overalø̄ en RhWb (ix) (Lieferung 8/9), kol. 576 s.v. 'Wirme', ø̄Dachpfette, auf der die Sparren aufliegen.ø̄ [N 54, 160; monogr.; N 31, 38 add; div.]
II-9
|
30212 |
gordingklos |
klos:
klǫs (Q204a Mechelen)
|
Driehoekig blok op de kapspanten waartegen de gording gespijkerd wordt. Zie ook afb. 49i. [N 54, 159]
II-9
|
21627 |
gouden twintig frank |
goudstukje:
goodschtukske (Q204a Mechelen),
leopold:
ne Leopol (Q204a Mechelen),
napoleon:
napoleon (Q204a Mechelen),
(= gouden 20 frank).
napoleon (Q204a Mechelen),
twintig frank:
twintig frang (Q204a Mechelen)
|
Betekenis en uitspraak van: napoleon? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] || gouden munt van 20 franc [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21327 |
graaf |
graaf:
groaf (Q204a Mechelen)
|
graaf [titel] [SGV (1914)]
III-3-1
|
33085 |
graan stapelen in de schuur |
bermen:
bɛrǝmǝ (Q204a Mechelen)
|
Wanneer men met de oogstkar bij de boerderij is aangekomen, worden de schoven in de schuur opgetast, in afwachting van het dorsen. Dit gebeurt in een ruimte naast de dorsvloer, het schuurvak, of, bij plaatstekort, op een tijdelijk geconstrueerde schelf boven de dorsvloer. Zie hiervoor aflevering I.6 over Bedrijfsruimten van de boerderij. Zie ook het lemma ''korenmijt'' (5.1.18). In dit lemma staan de opgaven voor het tassen van de schoven bijeen. [N 5A, 69c; N 15, 46; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
26606 |
graan vermeerderen |
meer vruchten geven:
mīǝ vrø̜xtǝ gę̄vǝ (Q204a Mechelen)
|
De graantoevoer naar de steen opvoeren. Op deze wijze wordt gedeeltelijk de kwaliteit van het graan geregeld: hoe meer graan tegelijkertijd op de molen is, des te grover het wordt gemalen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛde graantoevoer regelenɛ.' [N O, 36j; Vds 153; Jan 160; Coe 141; Grof 163; N O, 19m add.; N O, 34l]
II-3
|
26605 |
graan verminderen |
afremmen:
āfrɛmǝ (Q204a Mechelen)
|
De graantoevoer remmen als de steen teveel krijgt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛde graantoevoer regelenɛ.' [N O, 36k; Vds 152; Jan 159; Coe 140; Grof 162; N O, 19m add.]
II-3
|