21461 |
kibbelen |
knibbelen:
knebbele (Q204a Mechelen)
|
kibbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
18208 |
kiel |
kiel:
keel (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen,
Q204a Mechelen),
kéél (Q204a Mechelen)
|
hes (kiel) [SGV (1914)] || kiel [SGV (1914)] || kiel, blauwlinnen of katoenen jasje van werklieden en boeren [keel, toekiel, kletsjet, plankerten] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30202 |
kielgoot |
kiel:
kē̜l (Q204a Mechelen)
|
Schuin aflopende dakgoot in de inspringende hoek tussen twee dakschilden. In Q 83 werd de kiel gevormd door twee ongeschaafde planken van 2 x 10 cm doorsnede, die V-vormig tegen elkaar werden geplaatst. Op de aldus gevormde ondergrond werd de zinklaag van de goot vastgehecht. [N 54, 171b; N 32, 43b; monogr.; div.]
II-9
|
30201 |
kielkeper |
kielbalk:
kē̜lbalǝk (Q204a Mechelen)
|
De dakrib die in de binnenhoek van twee elkaar ontmoetende dakschilden wordt aangebracht. [N 32, 43b; N 54, 171a]
II-9
|
24513 |
kiem |
schot:
sjôt (Q204a Mechelen)
|
scheut [SGV (1914)]
III-4-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
schieten:
šētǝ (Q204a Mechelen),
šīi̯ǝtǝ (Q204a Mechelen)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
17764 |
kies |
baktand:
baktant (Q204a Mechelen),
baktànt (Q204a Mechelen),
bàktànt (Q204a Mechelen)
|
kies [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24184 |
kievit |
kievit:
kievit (Q204a Mechelen)
|
kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24935 |
kiezel, kiezelsteen |
kiezel:
(i is kort uitgesproken).
kizel (Q204a Mechelen)
|
kiezel [SGV (1914)]
III-4-4
|
24337 |
kikker |
kwakvros:
kwakvröösj (Q204a Mechelen)
|
kikvorsch [SGV (1914)]
III-4-2
|