20514 |
leverworst |
leverworst:
lèverwoasj (Q204a Mechelen)
|
leverworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
juffertje:
jufferke (Q204a Mechelen),
schaar:
sjiër (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen)
|
libel, alg. [DC 27 (1955)] || libel, grote soort, ong. 7 cm, bruinachtig [DC 27 (1955)] || libel, kleine soort, ong. 5 cm, met blauwe en zwarte banden [DC 27 (1955)]
III-4-2
|
17540 |
lichaam |
lijf:
lief (Q204a Mechelen),
līēf (Q204a Mechelen),
prij:
príj (Q204a Mechelen)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)] || lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17971 |
lichaamskracht |
macht:
mach (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
macht (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
sterkte:
sterkde (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen)
|
lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-2, III-1-4
|
18084 |
lichaamsvocht |
knokenwater:
knokewater (Q204a Mechelen),
leewater:
leejwater (Q204a Mechelen),
leewaater (Q204a Mechelen)
|
leewater [SGV (1914)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34032 |
lichtbonte koe |
lichte bonte:
lītǝ bōntǝ (Q204a Mechelen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b]
I-11
|
26693 |
lichtboom van de handmolen |
hefboom:
hęf˱bōm (Q204a Mechelen)
|
Het onder de pasbrug geplaatste balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waarmee de pasbrug op en neer kan worden bewogen. [N D, 22]
II-3
|
33677 |
lichte klei |
zavel:
zāvǝl (Q204a Mechelen),
zavelgrond:
zāvǝlgrōnt (Q204a Mechelen)
|
Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41]
I-8
|
25239 |
lichte nevel |
damp:
damp (Q204a Mechelen),
fijne nevel:
finge néfel (Q204a Mechelen)
|
lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18571 |
lichte overjas |
gabardine (fr.):
gabberdieng (Q204a Mechelen),
seizoensjas:
sezoensjas (Q204a Mechelen)
|
herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|