31925 |
neus van de lepelboor |
punt:
pønt (Q204a Mechelen)
|
Het aangescherpte, half bolvormige uiteinde van de lepelboor. [N 53, 162b]
II-12
|
18343 |
neus van een schoen |
muil:
moel (Q204a Mechelen),
naas:
naas (Q204a Mechelen),
punt:
pūnt (Q204a Mechelen)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17614 |
neusgaten |
neuslokken:
naasloaker (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
naaslōōker (Q204a Mechelen)
|
neus: neusgaten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34222 |
neusklem |
ring:
reŋk (Q204a Mechelen)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
33930 |
neusriem |
nazeriem:
nāsǝrēm (Q204a Mechelen)
|
Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23]
I-10
|
34370 |
neusring |
naasring:
nāsreŋk (Q204a Mechelen),
varkensring:
vęrǝkǝsreŋ (Q204a Mechelen)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
17613 |
neusvleugel |
neusvleugel:
naasvlèùgel (Q204a Mechelen)
|
neusvleugel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17698 |
nier |
nier:
neer (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen,
Q204a Mechelen)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
aan de nieren hebben:
ān dǝ nērǝ hā (Q204a Mechelen),
blaasontsteking:
blǭsonštē̜keŋ (Q204a Mechelen)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34265 |
nieren |
nieren:
nērǝ (Q204a Mechelen)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|