19839 |
raspen |
raspen:
raspe (Q204a Mechelen)
|
raspen (w.w.) [SGV (1914)]
III-2-1
|
31882 |
raspen, grof vijlen |
raspelen:
raspǝlǝ (Q204a Mechelen)
|
Een stuk hout met een houtrasp of een grove houtvijl een eerste, ruwe bewerking geven. [N 53, 158a; monogr.]
II-12
|
24367 |
rat |
rat:
rat (Q204a Mechelen)
|
rat [SGV (1914)]
III-4-2
|
31424 |
ratelbooromslag |
boorzwong met ratel:
bǭršwøŋk met rātǝl (Q204a Mechelen)
|
Booromslag die na een halve draai teruggedraaid kan worden zonder dat het boorijzer meedraait. In de boorhouder is daartoe een tandwieltje aangebracht, dat tijdens het boren een ratelend geluid maakt. De ratelbooromslag wordt gebruikt op plaatsen, waar het niet mogelijk is de zwengel volledig rond te draaien, bijvoorbeeld in hoeken. Zie ook afb. 82. [N 53, 161c; N 53, 173a]
II-12
|
30438 |
raveelhout |
ravelingsbalk:
rāvǝleŋs˱balǝk (Q204a Mechelen)
|
Houten dwarsbalk waaraan de ingekorte balken van een balklaag zijn bevestigd. Zie ook afb. 71. [N 54, 121b]
II-9
|
30437 |
raveling |
raveling:
rāvǝleŋ (Q204a Mechelen)
|
Constructie in een balklaag waarmee niet van muur tot muur doorlopende balken ondervangen kunnen worden. Ravelingen worden onder meer aangebracht bij schoorstenen en trapopeningen. Zie ook afb. 71. Bij een raveling wordt aan het uiteinde van de ingekorte balken een houten dwarsbalk bevestigd die met zijn uiteinden haaks op de van muur tot muur doorlopende balken wordt vastgemaakt. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'Raveelhout' en 'Intanden'. [N 54, 121a]
II-9
|
31205 |
rawlplugbeitel |
rawlplug:
rowpløx (Q204a Mechelen)
|
Ronde beitel waarmee het gaatje voor een rawlplug wordt gemaakt. Zie ook afb. 4. De beitel wordt tijdens het slaan steeds een weinig gedraaid. Rawlplugs bestaan uit een stijf pennetje van hennep en jute en worden gebruikt bij het bevestigen van voorwerpen aan muren die uit een harde steensoort zijn opgetrokken. [N 64, 71; N 53, 43b]
II-11
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
stoten:
stōēte (Q204a Mechelen),
stuiken:
sjtòèkke (Q204a Mechelen)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21356 |
rechtbank |
gerecht:
gerich (Q204a Mechelen)
|
rechtbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
stelten:
stelte (Q204a Mechelen),
stokken:
sjtekke (Q204a Mechelen)
|
benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)]
III-1-1
|