21200 |
rit |
toer (<fr.):
toer (Q204a Mechelen)
|
rit [SGV (1914)]
III-3-1
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
ritnaaldworm:
ritnöldwörm (Q204a Mechelen)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsjele (Q204a Mechelen)
|
ritselen [SGV (1914)]
III-4-4
|
18058 |
rochelen |
rochelen:
ruchele (Q204a Mechelen),
röchele (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
röggele (Q204a Mechelen)
|
rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33478 |
rode aalbes |
miemelen:
V.
miemel (Q204a Mechelen)
|
aalbes [SGV (1914)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
karoot:
kǝrūǝt (Q204a Mechelen)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24405 |
rode bosmier |
amezeik:
aomeseek (Q204a Mechelen),
bosamezeik:
beusjaomeseek (Q204a Mechelen),
naaldendrager:
nöldedraager (Q204a Mechelen)
|
bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)] || mier, grote donkere [DC 43 (1968)] || mier, kleine rode — [DC 43 (1968)]
III-4-2
|
33257 |
rode klaver |
rode klee:
ruǝ [klee] (Q204a Mechelen),
tamme klee:
tām [klee] (Q204a Mechelen)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
34033 |
rode koe |
rode koe:
ruǝ [koe] (Q204a Mechelen),
rū [koe] (Q204a Mechelen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|
34034 |
rode koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (Q204a Mechelen)
|
[N 3A, 125a]
I-11
|