20655 |
rode kool |
rood moes:
roed moos (Q204a Mechelen),
roeëd moos (Q204a Mechelen),
rōēt moos (Q204a Mechelen),
röëht moos (Q204a Mechelen)
|
Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)], [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
piele, wiele:
pilǝ, wilǝ (Q204a Mechelen)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
juup, juup, juup:
jyp, jyp, jyp (Q204a Mechelen)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
dè kom dè dè:
dę kōm dę dę (Q204a Mechelen),
kom dè dè dè:
kǫm de de de (Q204a Mechelen)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kuus, kuus, kuus:
kȳš, kȳš, kȳš (Q204a Mechelen),
køš, køš, køš (Q204a Mechelen)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
kom hier moetsje:
kōm hījǝ mutškǝ (Q204a Mechelen),
moetsje kom dè dè dè:
mutškǝ kǫm dē̜ dē̜ dē̜ (Q204a Mechelen)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
ties, ties, ties:
tis, tis, tis (Q204a Mechelen),
tietetje, tietetje:
titǝkǝ, titǝkǝ (Q204a Mechelen),
tjiep, tjiep, tjiep:
tjip, tjip, tjip (Q204a Mechelen)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus, kuus:
kyš, kyš, kyš (Q204a Mechelen),
køš, køš, køš (Q204a Mechelen)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lem, lem, lem:
lɛm, lɛm, lɛm (Q204a Mechelen)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
lem, lem, lem:
lɛm, lɛm, lɛm (Q204a Mechelen)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|