e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mechelen

Overzicht

Gevonden: 4070
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biljet van vijfentwintig gulden briefje van vijfentwintig gulden: brifke va vunnef en twintig gulden (Mechelen), vijfentwintig-guldenschein (<du.): ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  vōēf en twintig gulde sjīēn (Mechelen), vijfentwintig-guldenstuk: voefentwintig guldeschtuk (Mechelen) 25 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van vijfhonderd frank briefje van vijfhonderd frank: brifke va vunnefhonderd frang (Mechelen), vijfhonderd frank: voefhoendert frang (Mechelen), vijfhonderd-frankschein (<du.): ps. invuller heeft hierop geen antwoord gegeven (bij vraag 8 niet gevraagd!).  vōēfhoondert (?) frang sjīēn (Mechelen) 500 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van vijftig frank briefje van vijftig frank: brifke va vaftig frang (Mechelen), vijftig frank: voeftig frang (Mechelen), vijftig-frankschein (du.): ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  vōēftig frang sjīēn (Mechelen) 50 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van vijftig gulden briefje van vijftig gulden: brifke va foftig gulden (Mechelen), vijftig-guldenschein (<du.): ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  vōēftig gulde sjīēn (Mechelen), vijftig-guldenstuk: voeftig guldeschtuk (Mechelen) 50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
billen batsen: batsǝ (Mechelen) Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112] I-11
binder binder: beŋǝr/beŋstǝr (Mechelen) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] I-4
binnenbeer binnenbeer: benǝbīǝr (Mechelen) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnendeur tussen stal en schuur schuurdeur: [schuur]dø̜̄r (Mechelen) De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c] I-6
binnendeur tussen woonhuis en stal middeldeur: medǝldø̜̄r (Mechelen) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenstebuiten links: links (Mechelen) krang (t binnenst buiten) [SGV (1914)] III-1-3