21636 |
biljet van vijfentwintig gulden |
briefje van vijfentwintig gulden:
brifke va vunnef en twintig gulden (Q204a Mechelen),
vijfentwintig-guldenschein (<du.):
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
vōēf en twintig gulde sjīēn (Q204a Mechelen),
vijfentwintig-guldenstuk:
voefentwintig guldeschtuk (Q204a Mechelen)
|
25 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21640 |
biljet van vijfhonderd frank |
briefje van vijfhonderd frank:
brifke va vunnefhonderd frang (Q204a Mechelen),
vijfhonderd frank:
voefhoendert frang (Q204a Mechelen),
vijfhonderd-frankschein (<du.):
ps. invuller heeft hierop geen antwoord gegeven (bij vraag 8 niet gevraagd!).
vōēfhoondert (?) frang sjīēn (Q204a Mechelen)
|
500 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21639 |
biljet van vijftig frank |
briefje van vijftig frank:
brifke va vaftig frang (Q204a Mechelen),
vijftig frank:
voeftig frang (Q204a Mechelen),
vijftig-frankschein (du.):
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
vōēftig frang sjīēn (Q204a Mechelen)
|
50 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21635 |
biljet van vijftig gulden |
briefje van vijftig gulden:
brifke va foftig gulden (Q204a Mechelen),
vijftig-guldenschein (<du.):
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
vōēftig gulde sjīēn (Q204a Mechelen),
vijftig-guldenstuk:
voeftig guldeschtuk (Q204a Mechelen)
|
50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34086 |
billen |
batsen:
batsǝ (Q204a Mechelen)
|
Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112]
I-11
|
29408 |
binder |
binder:
beŋǝr/beŋstǝr (Q204a Mechelen)
|
Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.]
I-4
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
benǝbīǝr (Q204a Mechelen)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
33348 |
binnendeur tussen stal en schuur |
schuurdeur:
[schuur]dø̜̄r (Q204a Mechelen)
|
De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c]
I-6
|
33347 |
binnendeur tussen woonhuis en stal |
middeldeur:
medǝldø̜̄r (Q204a Mechelen)
|
De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b]
I-6
|
18225 |
binnenstebuiten |
links:
links (Q204a Mechelen)
|
krang (t binnenst buiten) [SGV (1914)]
III-1-3
|