20724 |
soldaatjes |
krappen:
krappe (Q204a Mechelen),
soldaatjes:
Syst. WBD
soldêûtjes (Q204a Mechelen)
|
Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32576 |
soorten van dierlijke mest |
koemest:
kou̯[mest] (Q204a Mechelen),
paardsmest:
pē ̞ǝts[mest] (Q204a Mechelen),
pęrts[mest] (Q204a Mechelen),
schapemest:
šǭpǝ[mest] (Q204a Mechelen),
varkensmest:
vɛ.rǝkǝs[mest] (Q204a Mechelen)
|
De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd geïnformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f]
I-1
|
34118 |
soortige koe |
gesloten koe:
gǝslōtǝ kō (Q204a Mechelen)
|
Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140]
I-11
|
33224 |
sorteermachine |
aardappelenmolen:
ɛapǝlmø̄lǝ (Q204a Mechelen),
trieur:
trii̯ø̄r (Q204a Mechelen)
|
Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32]
I-5
|
33222 |
sorteren met de hand |
omrapen:
ømrāpǝ (Q204a Mechelen),
uitrapen:
ūtrāpǝ (Q204a Mechelen)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
33223 |
sorteren met de machine |
triëren:
trii̯ērǝ (Q204a Mechelen)
|
Zie de toelichtingen bij de lemmaɛs Sorteren Met De Hand en Sorteermachine. [N 12, 33]
I-5
|
34576 |
spaak |
speek:
špęi̯k (Q204a Mechelen),
speken:
špēkǝ (Q204a Mechelen),
špęi̯kǝ (Q204a Mechelen)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32207 |
spaakgaten |
speekloker:
špēklǭkǝr (Q204a Mechelen)
|
De met de zulaks gekapte, of, in modernere wagenmakerijen, met behulp van een speciale houtbewerkingsmachine in de naaf gefreesde gaten, waar de spaken in worden geslagen. [N G, 43f]
II-12
|
32212 |
spaakhamer |
speekhamer:
špēkhāmǝr (Q204a Mechelen)
|
Zware hamer met lange, houten steel, die wordt gebruikt om de spaken in de naaf te slaan. Zie ook afb. 187. [N G, 40a]
II-12
|
32211 |
spaakkuil |
speekkuil:
špēkkul (Q204a Mechelen)
|
Kuil of put in de werkplaats van de wagenmaker van ongeveer 2 meter lang, 1 meter diep en 20 cm breed, die wordt gebruikt om spaken in de naaf te slaan. Aan de bovenzijde is de spaakkuil afgedekt met drie balken. De middelste daarvan wordt weggenomen als de spaakkuil wordt gebruikt. De naaf wordt draaibaar op de rand van de spaakkuil vastgezet met behulp van wiggen. Zie ook afb. 186. [N G, 8a]
II-12
|