19781 |
thuis |
heem:
heem (Q204a Mechelen)
|
thuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21611 |
tien-guldenstuk |
gouden tientje:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
é gouwe tīēntje (Q204a Mechelen),
goudstuk:
goodstuk (Q204a Mechelen),
goudstukje:
goodschtukske (Q204a Mechelen),
tien-guldenstuk:
tiën guldeschtuk (Q204a Mechelen)
|
10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] || tien-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21379 |
tiend |
cijns:
sinze (Q204a Mechelen)
|
tiende: Datgene wat, in natura of geld, aan de belasting moet worden afgestaan van de opbrengst van het land [de tiend?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdverdrijf:
tietverdrief (Q204a Mechelen)
|
tijdkorting [SGV (1914)]
III-3-2
|
22855 |
tijger |
tijger:
tieger (Q204a Mechelen)
|
tijger [SGV (1914)]
III-3-2
|
34647 |
tilbury |
tilbury:
telbøri (Q204a Mechelen)
|
Tweewielig rijtuigje, meestal zonder kap, voor twee personen, dat door één paard getrokken wordt. De tilbury is lager dan de sjees. Er is geen aparte bok voor de koetsier. Af en toe is dit ook een meer algemene benaming voor een klein rijtuigje. [N 17, 5, add; N 101, 1 + 6-8; N G, 51, monogr]
I-13
|
31740 |
timmeren |
timmeren:
temǝrǝ (Q204a Mechelen)
|
De algemene benaming voor alle werkzaamheden die verband houden met het timmermansvak. [N 55, 169; A 35, 21; L monogr.; monogr.]
II-12
|
31971 |
timmermansduimstok |
duimstok:
dumštǫk (Q204a Mechelen)
|
De opvouwbare maatstok waarvan de delen ieder twintig of vijfentwintig cm lang zijn. De timmermansduimstok heeft dezelfde vorm als de gewone duimstok, maar is twee meter lang. [N 53, 184b]
II-12
|
31950 |
timmermanshamer |
penhamer:
pɛnhāmǝr (Q204a Mechelen)
|
De gewone, lichte hamer met een ijzeren kop die uitloopt in een pin. Met de hamerpin worden kleine spijkers in het hout geslagen tot ze voldoende houvast hebben. Daarna slaat men verder met de hamerbaan. Zie ook afb. 86. [N 53, 126a]
II-12
|
31968 |
timmermanspotlood |
schrijnerspotlood:
šrīnǝrspǫtluǝt (Q204a Mechelen)
|
Fors potlood met ovale doorsnede en brede, platte stift, dat door timmerlui wordt gebruikt om maten af te schrijven. Zie ook afb. 97. [N 53, 182a; monogr.]
II-12
|